1 World 2 Travel
Bali
Goden
De vele goden van het
Agama Hindoe Bali

Balinezen delen de wereld in drie stukken. Mensen leven in de middenwereld. Demonen in de onderwereld, waartoe de zee behoort. Goden, die eigenaar zijn van de middenwereld, leven in de hemelse sfeer of bovenwereld.

De hemelse sfeer is Kaja en is bergwaarts gericht, vrijwel altijd naar de 3142 meter hoge Gunung Agung, die in 1963 bij een uitbarsting nog dood en verderf zaaide. Kelod is de onderwereld en ligt zeewaarts.
Reïncarnatie

Ook het geloof in de reïncarnatie is op Bali anders dan in India. De Balinees gelooft niet dat een afgestorvene, naargelang het leven dat hij leidde, terug kan keren als een dier of een plant.
De eilandbewoner is rotsvast overtuigd van een terugkeer in een menselijke gedaante, als nieuwgeborene zelfs van de familie.
Heerser van de hemel is de 'grote god', Shiva Mahadewa.Ook Surya woont daar. Hij is de Indische zonnegod. Vishnu is eveneens alom aanwezig en wordt dikwijls voorgesteld in gezelschap van de Garuda, de zonnevogel.
Ook Boeddha bestaat. Hij wordt beschouwd als de jonge broer van Shiva.
Daaronder leven nog vele minder belangrijke of kleine godheden. Er zijn uiteraard ook zee- en berggoden. Dewi Sri is de godin van de rijst. Yama beheerst de grafvelden en waakt over de afgestorvenen tot die gezuiverd door water en vuur naar de hemel mogen.

Elke desa of dorp telt drie tempels. Ze liggen niet bij elkaar. De pura dalem symboliseert de onderwereld. Hij ligt buiten de woongemeenschap, richting zee of Kelod, vlakbij de plek voor de lijkverbranding.
De levenden kunnen bidden in de aan Vishnu gewijde pura desa, ook pura bale agung genoemd.
In de bale agung verzamelen de banjars voor hun "gemeenteraad". Vlakbij staan de opslagplaatsen voor de rijst. Ze zijn de uitgelezen woonplaats voor de godin Dewi Sri. De derde tempel is de pura puseh en hij is opgedragen aan de voorouders en de goden. Deze 'naveltempel" (puseh betekent navel) is naar de bergen gericht, naar Kaja dus.
Tempels en altaren zijn er bij de vleet. Vandaar dat terecht wordt onderstreept dat er op Bali meer tempels dan huizen staan.
Het eiland kent... heilige tempels, rijkstempels, familietempels, beroepstempels, dorpstempels, bergtempels, kusttempels.
Godsdienstige feesten bepalen het hele jaar door het levensritme van de Balinees die zowel goden als voorouders vereert.
Er zijn niet alleen lokale, maar ook professionele en familiale feestdagen.
Het merkwaardige hierbij is dat de goden op Bali niet worden afgebeeld. Ze verblijven in de hemel en dalen alleen neder wanneer de priester hen roept. Kleine houten beeldjes, arca genoemd, dienen dan als tijdelijk verblijf.

Bezitten alleen de tempels op noordelijk Bali een symmetrie dan hebben alle heiligdommen wel eenzelfde grondvorm. Dit wordt weerspiegelt in de kampongs, de woongemeenschappen met een muur, een beschermingspoort (aling aling) en de leefruimte zelf.
Dit is mede verklaarbaar door de ingesteldheid van de Balinees, die geen scheiding erkent tussen het dagelijkse leven en de religieuze praktijken, van de geboorte af tot de dood.
Tempeltoegangen zijn uiteraard naar de bergen gericht en men wandelt er dus binnen langs de zeekant, de Kelod.
Altaren voor de geesten heten tugu. Zij zijn ook de woonplaats van de behulpzame Taksu, de boodschapper tussen goden en mensen.
Sommige goden kregen geen altaar in een aantal tempels. Zij worden dan verzameld in de bale persimpangan.

Het brengen van offers is ook belangrijk in de Balinese samenleving. Offers worden al gebracht van voor de geboorte. De voorbereiding hiervan vergt veel tijd en man en vrouw delen daarbij het werk. Vrouwen brengen de offers op het hoofd naar de tempel. Ook dierenoffers hebben plaats en de bij ons verboden hanengevechten waren op het eiland aanvankelijk bloedoffers.
Dergelijke ceremoniëlen gaan tevens gepaard met een rituele spirituele en lichamelijke reiniging. Alleen de priester, de pedanda, kan die uitvoeren en dat waarborgt hem in elke dorpsgemeenschap een uitzonderlijke macht. Het is ook een vaste gewoonte dat hij net voor en tijdens een geboorte aanwezig is.


Kleurrijke tempels voor de "herrijzende" doden
Specifiek Balinees zijn de lijkverbranding en de festiviteiten die er aan gekoppeld worden. Zij zijn zeer divers en verschillen dus meestal. Het zijn kleurrijke, zelfs vreugdevolle, maar dure feesten voor de nazaten van een afgestorvene. Velen moeten er maandenlang en moeizaam vergaard spaargeld insteken, zeker de armsten van de bevolking.
Eer een lichaam verbrand wordt, duurt het ten minste zes volle weken. De familie blijft de dode intussen voorzien van eten en drinken. Rijke of vooraanstaande overledenen worden gebalsemd, anderen gewoon in vele doeken gewikkeld en voorlopig begraven. In dit tijdelijk graf wordt een stengel bamboe gestoken om de ziel van de dierbare een uitweg te bieden.
Pedanda's worden nooit in de grond gestopt. Slechts 72 uren voor de crematie worden de stoffelijke resten ontgraven. De "herrezene" wordt in doeken gewikkeld en met bloemen versierd. Pedanda's worden nooit in de grond gestopt.
Een lijkverbranding wordt door de volledige dorpsgemeenschap beleefd. Het hele gebeuren wordt begeleid met gamelanmuziek. Priesters krijgen een lijkbaar in de vorm van een stier, maar voor andere overledenen kan dat een hert zijn of een leeuw, naargelang de kaste waartoe ze behoorden.
De bamboebouwsels kunnen, naargelang de status van de afgestorvene, echt hoge torens worden. Bij hooggeplaatsten kunnen zij makkelijk de dertig meter bereiken.
Zoals bij de Toraja's op Sulawesi wordt de baar met het lichaam op elk kruispunt naar alle windhoeken gewend om te vermijden dat de ziel van de overledene opnieuw de thuisweg zou vinden. De Balinezen brengen zo ook de kwade geesten in de war. Na de verbranding volgen er opnieuw reinigingsriten.


Lees verder:
Geen enkele gamelan klinkt zoals een andere




INDONESIA
Main Page


©  2001 december  copyright  vilmos  cvg   * information:   webmaster   * using this text for commercial purposes will not be allowed