1 World 2 Travel
|
Egypte
|
Geschiedenis II
|
Opper en Neder Egypte
Schrijnwerkers van de Oudheid en de fiscus van de Farao Binnen die nu geordende gemeenschap groeiden de dorpen snel uit tot steden of zelfs kleine koninkrijken. De districten ontstonden. Ambachten en technieken werden meer gespecialiseerd en de welvaart nam toe naarmate de mens beter leerde koper en steen te bewerken, vazen te beschilderen, manden te vlechten, bier te brouwen en wijn te cultiveren. Omstreeks 3300 voor onze jaartelling was de pottenbakkersschijf in gebruik. Vermoedelijk werd zij ingevoerd uit West-Afrika. Twee staten groeiden: Beneden-Egypte, het noorden met Nijldelta, en Boven-Egypte in het zuiden. In 3200 werden het noorden overrompeld door het zuiden en koning Menes, ook Narmer genoemd. De eerste in een lange rij farao’s. De Egyptenaren gingen meteen als eerste volk van de oudheid een bestaan als natie Ieiden, terwijl elders alleen vorstendommen en stadsteden bestonden. In deze archaïsche of 'vroeg-egyptische periode’, die duurde tot 2800 voor onze jaartelling werd slag geleverd met Nubische stammen en woestijn-bedoeïenen. Strijdtochten en veldslagen werden vooral veroorzaakt door de zoektocht naar hard gesteente, koper en goud. Om lange houtsoorten te vinden zeilde men zelfs tot in Libanon waar de sterke ceders bloeiden. Het papyrus deed zijn intrede. Uit harde gesteenten, zoals dioriet en porfier, werd vaatwerk gemaakt met koperen beitels en boren (een boog met een snaar). Uit rotskristal werden bekers gemaakt die zo dun waren als een eierschaal. De houtbewerkers beheersten alle technieken van een hedendaagse schrijnwerker. Goudsmeden en juweliers verkochten de fijnste sieraden. Omdat de oogsten groot waren, konden ook niet-landbouwers gemakkelijk voedsel bekomen. Dat gebeurde door ruilhandel. Om ter grootst, om ter mooist De farao vergoedde zijn ambtenaren dankzij de geheven belastingen. De fiscus van toen beperkte er zich toe de boeren een deel van hun oogst te vragen. De farao hield natuurlijk een deel van die belastingen voor zich om er zijn grootse bouwwerken mee te financieren. Farao's bouwden om ter grootst en om ter mooist. Soms moesten vele duizenden ongeschoolden worden ingeschakeld om een helpende hand toe te steken aan de vaklui, de steenhouwers, metselaars, mortelmakers, beeldhouwers en timmerlui. Dit ter meerdere glorie van de farao en de goden. Trouwens, de farao was voor hen een levende god. Hij alleen kon immers met de hemel communiceren. Tijdens de overstromingen kreeg dit leger van arbeiders nog eens versterking van de boeren die in die periode niet op hun velden konden werken. Tijdens die weken knapten zij diverse karweien op voor de farao en sprongen zij ook de vaklui bij. De overstromingstijd was ook de beste periode om via de Nijl de steenblokken naar de bouwplaats te brengen. Zij waren afkomstig uit het zuiden of Boven-Egypte. De farao kon voor al die activiteiten, gaande van grootschalige bouwwerken tot het heffen van belastingen, rekenen op een heel leger ambtenaren. Zo ontstond ook de bureaucratische piramide want al deze uitvoerende gezagsdragers waren van boven naar beneden in een strikte hiërarchische orde gerangschikt. Vlas als zegen Terwijl duizenden boeren van zonsopgang tot zonsondergang het land bewerkten, trokken schrijvers, als een soort griffiers, in opdracht van de farao alles na. Ze schreven hun vaststellingen neer en die werden dan in de archieven van de farao bewaard. Alles wat bestond in het rijk was eigendom van de farao. Een vizier, in feite de eerste minister, was verantwoordelijk voor de goede gang van zaken. Hij waakte over de rechtspleging, de financiën, de economie, de landbouw en de archieven. Onder de farao en de vizier waren diverse 'opzieners' actief, zoals de '0pziener van de Tweevoudige Voorraadschuur', de 'Opziener van de Akkers', de 'Opziener van de Tien-van-het-Zuiden'. Deze opzieners hadden natuurlijk ook helpers nodig en dat waren de onderopzieners en andere ondergeschikten. Toen Egypte de mogelijkheden van de papyrusplant ontdekte, volgden snel vele toepassingen. Men ging er boten mee bouwen, touwen en sandalen uit vervaardigen en… brieven en boeken mee schrijven. Brieven opstellen betekent post verzenden. Zo ontstond een koerierdienst en werd de communicatie binnen het grote rijk er eenvoudiger op. Papyrus was plots zo gegeerd dat de plant snel met uitsterven bedreigd was. Dat leidde tot de papyrusteelt. Papyrus kan tot vier meter hoog worden. De stengels worden gesneden en vervolgens in het water gedompeld. Enkele dagen later snijdt men ze in dunne repen die kruisvormig op elkaar worden uitgestrekt. Zo ontstaan de vellen, die vanzelf drogen en die door het sap van de plant, dat als natuurlijke lijm werkt, een papier gaan vormen. In die periode was ook het vlas al gekend en de spinkunst. Wie het zich kon veroorloven, kon zich al tooien in het fijnste linnen. De ontdekking van de mogelijkheden van de papyrus was een zegen voor de Egyptenaren. Zij beschikten immers over te weinig hout om er schepen mee te bouwen en schepen hadden zij nodig om hun grondstoffen in andere landen op te halen. De papyrusboten waren klein. De papyrusstengels werden verweven met twijgen. De handel kon nu ontluiken. De farao's moesten niet langer rekenen op zeevaarders uit andere landen en konden nu eigen schepen uitsturen. Via de Feniciërs die zich toen in het huidige Libanon hadden genesteld, lieten de Egyptenaren ook massaal cederhout aan voeren en konden zij ook zelf houten schepen gaan bouwen. Een ware Egyptische handelsvloot ontstond. Zij stevende naar Byblos, Tyrus en Sidon en kon in ruil voor vis, goud, papyrus en vlas zo de nodige grondstoffen aankopen. |
Troonsbestijging van de farao Vooraleer een farao de troon kon bestijgen, moest hij eerste de plechtige zuiveringsceremonie ondergaan. Dan moest hij, getooid met de scepter en het flagellum in zijn lange mantel op twee tronen plaats nemen. Een eerste maal draagt hij een witte kroon. Dat is die van Boven-Egypte. De tweede maal heeft hij de rode kroon op het hoofd. Zij vertegenwoordigt Beneden-Egypte. Na dit dubbel optreden is het de beurt aan de hogepriesters. Zij symboliseren Seth en Horus en rondom een zuil weven zij verschillende planten in elkaar. Dan mocht de farao rond een muur lopen die beide rijken symbolisch omvatte en zo nam hij bezit van de troon. Pas daarna volgde het officiële kroningsfeest. |
TERUG |
EGYPTE Main Page |